
De betekenis van het arrest van het HvJ-EU van 26 juni 2003 in zaak C-422/01
5 maart 2025
Op 26 juni 2003 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) een belangrijke uitspraak gedaan in zaak C-422/01. De zaak draaide om de ongelijke fiscale behandeling van aanvullende pensioenverzekeringen die in andere EU-lidstaten waren afgesloten.
Het HvJ-EU oordeelde dat de Zweedse wetgeving, die fiscale voordelen beperkt tot verzekeringen afgesloten bij aanbieders gevestigd in Zweden, in strijd is met artikel 49 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EGV). Artikel 49 garandeert de vrijheid van dienstverlening binnen de EU.
Belangrijkste lessen uit het arrest:
- Gelijke behandeling van EU-dienstverleners: Fiscale regels die aanbieders uit andere EU-lidstaten benadelen, vormen een ontoelaatbare belemmering van de vrijheid van dienstverlening.
- Geen rechtvaardiging door fiscale coherentie: Nationale regelgeving kan niet worden gerechtvaardigd met een beroep op fiscale samenhang als er minder beperkende maatregelen beschikbaar zijn.
- Bevordering van de interne markt: Het arrest draagt bij aan het wegnemen van discriminerende barrières en bevordert eerlijke concurrentie.
Dit arrest benadrukt het belang van de vrijheid van dienstverlening als een fundamenteel principe van de Europese Unie.